Waarom millennials geen pensioen krijgen

Mocht je mijn blog al langer volgen, dan weet je dat ik niet zo optimistisch ben over het pensioenstelsel. Ik geloof er niet in dat mijn generatie (de millennials) nog een pensioen of AOW zullen ontvangen zoals dat op de huidige manier is georganiseerd. Om dit iets meer kracht bij te kunnen zetten zou ik het graag over wat statistieken willen hebben. Laatst kwam ik langs de statistieken site van De Nederlandse Bank en daar waren interessante dingen te vinden. Laten we daar eens verder naar kijken.
Inhoudsopgave
Beleidsdekkingsgraden
Een dekkingsgraad geeft aan in hoeverre een pensioenfonds aan zijn toekomstige verplichtingen kan voldoen. Elke maand wordt de dekkingsgraad opnieuw berekend, ook wel de maanddekkingsgraad genoemd. Het beleidsdekkingsgraad is de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen 12 maanddekkingsgraden. Hierdoor worden maandelijkse schommelingen geabsorbeerd wat het een beter meetpunt maakt om beleid op te baseren (vandaar ook “beleidsdekkingsgraad”), daarnaast wordt op deze statistiek bepaald of de buffers van pensioenfondsen voldoende zijn (de beleidsdekkingsgraad moet hoger zijn dan de vereiste dekkingsgraad.

In bovenstaande grafiek is te zien dat de beleidsdekkingsgraden sinds het derde kwartaal in 2018 flink zijn gedaald. Gelukkig ligt de gemiddelde beleidsdekkingsgraad nog wel op 102%.
Vereiste dekkingsgraad
De vereiste dekkingsgraad verschilt per pensioenfonds en is gebaseerd op de financiële risico’s die het pensioenfonds loopt. Bijvoorbeeld aandelen zijn risicovoller dan Nederlandse staatsobligaties. Dit is voor pensioenfondsen een lastig speelveld want risicovollere beleggingen geven meer rendement om later een goed pensioen voor werknemers te kunnen garanderen. Daarnaast moet ook veiligheid ingebouwd worden. Volledig in staatsobligaties beleggen is dus geen optie.
De vereiste dekkingsgraad geeft weer hoeveel geld een pensioenfonds in kas moet hebben om nu en in de toekomst aan de verplichtingen te blijven voldoen. Bij een te lage buffer is er sprake van een reservetekort. Een pensioenfonds moet dan een herstelplan indienen bij de toezichthouder (De Nederlandse Bank) om aan te tonen hoe het binnen 10 jaar herstelt naar de vereiste dekkingsgraad.
Een strikte benedengrens is de minimaal vereiste dekkingsgraad. Als het pensioenfonds een beleidsdekkingsgraad onder deze minimaal vereiste dekkingsgraad komt is er sprake van een dekkingstekort. Er zijn te weinig middelen in kas om in de toekomst pensioenen te kunnen betalen. Wanneer een pensioenfonds meer dan 5 jaar onder de minimaal vereiste dekkingsgraad blijft dan zullen pensioenen moeten worden gekort. Hierna moet de beleidsdekkingsgraad weer gelijk zijn aan de minimaal vereiste dekkingsgraad.
Hoe presteren pensioenfondsen op dekkingsgraad?
Of we als deelnemers aan een pensioenfonds dus pensioen krijgen en hoe hoog dit pensioen zal zijn hangt af van de prestaties van het pensioenfonds. Deze prestaties worden samengevat in de beleidsdekkingsgraad. Laten we eens kijken hoe pensioenfondsen de afgelopen tijd hebben gepresteerd.

De grafiek geeft weer dat het aantal pensioenfondsen drastisch is afgenomen. Dit zou goed moeten zijn voor de prestaties, zo kan een pensioenfonds namelijk zijn kosten delen over meerdere deelnemers en dus drukken de kosten van het pensioenfonds lager op de uiteindelijke pensioenen. Toch geeft de grafiek een heel ander beeld weer. Er zijn weinig pensioenfondsen die “in het groen staan”, en dus een dekkingsgraad van boven de 130% hebben. Dit zijn op het moment van schrijven maar 9 pensioenfondsen. Het overgrote merendeel (111 van de 205 pensioenfondsen) heeft een dekkingsgraad onder de 105%. Dit betekent dat bij een kleine economische schok deze pensioenfondsen in de problemen komen en de kans op het korten van pensioenen toeneemt.
De dekkingsgraad van je pensioenfonds en de vereiste dekkingsgraad zou publiekelijk beschikbaar moeten zijn.
Als ik kijk naar mijn eigen pensioenfonds (pensioenfonds zorg en welzijn) hebben zij een vereiste dekkingsgraad van 124,4% en zitten ze in februari 2020 op 90,4%. Dit betekent dat ze minder geld in kas hebben dan aan toekomstige verplichtingen, namelijk 90 cent op elke euro. In 2027 zou het pensioenfonds weer boven de minimale dekkingsgraad zitten volgens het pensioenfonds zelf (en het herstelplan).
Vergrijzing
Een ander punt wat erg belangrijk is om mee te nemen wanneer we het hebben over pensioenen is de leeftijdsopbouw van de samenleving. Het zal geen nieuws zijn, maar Nederland is aan het vergrijzen. De bevolking wordt verhoudingsgewijs steeds ouder. Er zullen straks in verhouding meer mensen met pensioen en AOW ten opzichte van werkenden zijn dan nu.
Gelukkig is het pensioenstelsel in Nederland best prima. We werken in Nederland niet met een omslagstelsel voor de AOW. Inkomsten bij belastingdienst aan AOW heffingen zijn lager dan de uitgekeerde AOW’s, elk jaar wordt dus netto extra belastinggeld bijgelegd om de AOW te kunnen betalen.

Toekomst van de AOW
Door de vergrijzing en de grote groep 50’ers die er straks aan zit te komen, zal het AOW systeem onder druk komen te staan. Als er nu al minder geld aan premies binnenkomt dan wordt uitgekeerd, dan gaat dit gat straks alleen maar groter worden. Nu wordt het nog gefinancierd uit overige belastinginkomsten, maar hoe moet dat als dit bedrag 2x of 3x zo groot wordt? Op een gegeven moment komt er te veel druk op te staan, dat de kans groot is dat het stelsel overhoop wordt gegooid.
Dit is een lastig dilemma, want hoe ga je dit verkopen aan mensen die hier hun hele leven voor hebben gewerkt? Die nu oud zijn en niet meer aan het werk kunnen en daardoor volledig (/voor een groot gedeelte) afhankelijk zijn van deze inkomsten?
Door deze twee vragen ben ik zelf van mening dat het stelsel pas omgegooid zal worden als het echt niet anders kan. Mensen zien de AOW als een verworven recht. De belofte om later, na zoveel jaar gewerkt te hebben, in rust te kunnen genieten van je oude dag. Hier verandering in brengen gaat een slecht te verkopen boodschap worden voor de politiek, en zal ook zeker geen stemmen winnen. En dus tonen we geen leiderschap, maar schuiven we het nog wat verder voor ons uit. Dat is immers deze verkiezingsperiode nog niet van belang, en kan wel 4 jaar wachten…
Mijn verwachting is, dat voor alle millennials samen met mij, er geen AOW meer zal zijn. Het is te duur geworden. We kunnen het simpelweg niet meer ophoesten. En dan? Terug naar grote gezinnen? Of nu beginnen met je financiële toekomst veilig te stellen? Zelf kies ik voor het laatste.
Deelnemers pensioenfondsen versus vergrijzing
Bij pensioenen zijn er geen specifieke individuele potjes voor elke persoon die bijdraagt aan een pensioenfonds. Dit komt allemaal in 1 pot terecht en de dekkingsbijdrage geeft weer in hoeverre aan de toekomstige verplichtingen voor alle deelnemers kan worden voldaan.
In onderstaande grafiek is weergegeven hoeveel deelnemers er zijn bij pensioenfondsen. De actieve deelnemers zijn deelnemers die nu bijdragen aan het pensioenfonds. Gewezen deelnemers zijn mensen die met pensioen zijn en voor wie geen premie meer wordt afgedragen aan het pensioenfonds (denk: mensen die van baan en daarmee ook pensioenfonds zijn veranderd). Pensioengerechtigden zijn mensen die de pensioenleeftijd hebben bereikt en dus ook aanspraak maken op een pensioen.
Uit de grafiek is op te maken dat het aantal pensioengerechtigden aan het stijgen is, maar het aantal actieve deelnemers over een periode van zo’n 20 jaar relatief stabiel is gebleven (1,5 miljoen toename in pensioengerechtigden versus 0,9 miljoen actieve deelnemers). De uitstroom van gelden wordt dus steeds groter en er komt minder binnen.
Pensioenfondsen gaan vaak conservatiever beleggen naarmate de pensioenleeftijd van een deelnemer dichterbij komt. Voor de huidige gepensioneerden wordt dus conservatiever belegd dan voor de 30 jarigen die nog 30+ jaar van hun pensioen verwijderd zitten. Mochten pensioenen worden geïndexeerd, dan hebben de pensioenfondsen wel rendement nodig. Dit is de laatste jaren erg lastig door de lage rentestand (maar daar komen we zo nog op). De kans is dus dat pensioenen voor mensen die verder van de pensioengerechtigde leeftijd afzitten meer worden gekort dan voor huidige gepensioneerden.
In onderstaande grafiek zit de grote groep 50+ die over niet al te lange tijd met pensioen zal gaan ook bij de actieve deelnemers. Wanneer deze groep met pensioen gaat zal de groep pensioengerechtigden naar alle waarschijnlijkheid groter zijn dan de actieve deelnemers. Dit betekent dat een groter gedeelte van de gelden van pensioenfondsen conservatiever belegd zal worden en dus mogelijk de pensioenopbouw van actieve deelnemers zal afremmen.

Lage rentestanden blijven aanhouden
Het werd net al even kort aangehaald. Lage rentestanden. Die hebben een grote impact op hoe pensioenfondsen presteren. Pensioenfondsen balanseren altijd tussen risicovolle en laag-risico beleggingen. Een goed voorbeeld van laag-risico beleggingen zijn staatsobligaties (bijv. AAA Nederlandse overheidsobligaties). Laag-risico beleggingen zijn nodig om de pensioengerechtigden te kunnen voorzien van een pensioen met een bepaalde vooraf gedefinieerde hoogte. Wanneer je gepensioneerd bent (maar eigenlijk altijd, voor iedereen) is het immers lastig om elke maand een ander inkomen te ontvangen. Obligaties geven een vooraf bepaald rendement in de vorm van rente. Zo weet een pensioenfonds hoeveel geld er elke maand binnenkomt en kan dus ook met een hogere zekerheid pensioenbedragen communiceren naar gepensioneerden.
Om pensioenen te kunnen indexeren (mee laten groeien met de prijsontwikkeling), is een stabiel rendement nodig welke gelijk ligt aan inflatie (of het liefst er iets boven). In de jaren ’90 en begin 2000 kon dit goed gedaan worden door obligaties. Meestal werd hiermee 2% of meer rendement verkregen en dus was iedereen blij. Maar sinds de financiële crisis is het lastig gebleken om de economie weer op gang te krijgen. De ECB bleef maar geld in de economie pompen (met name door quantitative easing) en wat tijdelijke maatregelen zouden zijn kregen opeens veel meer een vast karakter.
Om te stimuleren dat banken minder reserves aanhouden (ook al zijn ze voor een gedeelte van de balans verplicht deze te stallen bij de ECB (minimum reserve verplichtingen)) werden de rentes verlaagd. Al een aantal jaar zijn de rentes voor banken om overnight geld te stallen bij de ECB negatief. Een bank betaald dus geld om zijn middelen liquide te houden. Dit wordt ook doorberekend naar vele bedrijven en instanties (waaronder pensioenfondsen).

Door deze lage (negatieve) rentes en de hoeveelheid geld die de ECB in de economie blijft pompen door middel van quantitative easing zijn de rendementen op spaargeld behoorlijk gedaald. Hieraan gekoppeld is het voor bedrijven ook veel goedkoper geworden om geld te lenen, zowel bij banken als op de kapitaalmarkten. De rendementen die behaald kunnen worden op obligaties zijn daardoor dus ook gedaald. Dit is slecht nieuws voor pensioenfondsen die veel gebruik maken van obligaties om aan korte termijn verplichtingen te voldoen.
De lage rentestand vergroot de kans op het niet kunnen indexeren van pensioenen of zelfs moeten korten van pensioenen (wanneer ook het rendement op obligaties negatief is). Het korten van pensioenen is een laatste redmiddel en alleen mogelijk wanneer een pensioenfonds een lange tijd slechter presteert dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Tot die tijd is het goed mogelijk dat van het geld van niet-gepensioneerden een klein gedeelte wordt verschoven naar gepensioneerden zodat een pensioenfonds aan zijn huidige verplichten kan voldoen. Voor de lange-termijn verplichtingen zal het dan een hoger rendement moeten behalen om deze verschuiving weer goed te kunnen maken voor niet-gepensioneerden. Dit hoger rendement wordt vaak behaald door het lopen van meer risico, waardoor de minimale dekkingsgraad ook weer omhoog gaat. Een beetje een vicieuze cirkel….
Wat kun je zelf doen?
Om je niet geheel moedeloos achter te laten zijn hier een aantal tips voor wat je zelf kunt doen.
1. Je noodfonds op peil hebben (en houden!)
2. Jaarruimte altijd benutten voor lijfrenteproducten (pensioenbeleggen)
3. Kleine schulden met hoge rentes afbetalen / afbetaald hebben
4. Meer zelfvoorzienend zijn (moestuin, zelf meubels bouwen, zonnepanelen, kleine klusjes in huis zelf kunnen etc.)
5. Toewerken naar financiële onafhankelijkheid